Een bijzondere vorm die de laatste jaren steeds nadrukkelijker op de kaart is gezet in de criminaliteitsbestrijding, is de praktijk die is aan te merken als afpakken. Hierbij zet de overheid regelrecht in op het raken van de crimineel op een plek waar het veel pijn doet: bezittingen. Geld, auto’s, horloges, kleding, panden: alles wat kan worden afgepakt wordt afgepakt, en wel zo snel mogelijk. Niet pas aan het einde van een strafrechtelijk traject, maar juist aan het begin, of zelfs ervoor, bij een controle op straat of bij een eerste aanhouding. Niet anoniem en onzichtbaar, maar liefst zo zichtbaar mogelijk; op straat en met de media erbij. De afgelopen jaren is in Rotterdam flink geïnvesteerd in (bestuurlijk) afpakken in samenwerking tussen verschillende overheidsorganisaties.
Op de voorgrond ogen ‘afpakacties’ (of zogenaamde ‘klapdagen’) effectief en daadkrachtig. Het straalt uit: dit pikken wij niet langer en we weten je te vinden. Maar wat is daar achter de schermen voor nodig? Het is immers niet vanzelfsprekend om zo samen te werken, in deze samenstelling van partijen, met zulke verschillende taken en perspectieven. De symbolische kracht en bijzondere beelden van de voorkant van afpakken wekken nieuwsgierigheid naar wat daar aan de achterkant voor nodig is.
In dit essay gaan we in op de achterkant van afpakken en wat we daarvan kunnen leren. Hoe werkt zo’n netwerkaanpak gericht op afpakken en wat maakt die effectief, legitiem en duurzaam? We belichten dit vanuit vijf invalshoeken die inzicht geven in wat afpakken is, hoe het werkt en waar het om draait: de taal (het wat), de tafel (het wie), de techniek (het hoe), de tijd (het wanneer) en het tellen (het waartoe). Daarmee krijgen we zicht op de kenmerken van de afpakpraktijk, maar we laten zien dat de achterkant van afpakken er onvermijdelijk ook één is van schurende belangen en waarden. Het vergt balanceren op een koord, een evenwichtskunst die nodig is bij het werkzaam maken én houden van afpakken. We sluiten het essay af met een slotreflectie over de doorontwikkeling van de praktijk van (bestuurlijk) afpakken. Daarin pleiten we, aan de hand van enkele paradoxale aanbevelingen, voor behoedzaamheid in het doorontwikkelen van de samenwerking, vanuit gemeenschappelijkheid maar ook met ruimte voor verschil en schuring.