
Wat als strategie of strategisch is aan te merken, is voor discussie vatbaar. De beelden over strategie binnen het openbaar bestuur zijn divers en variëren van heel positief tot heel negatief. Strategie gaat ten eerste altijd over ambitie: de wens om door handelen een bepaald doel te bereiken. Ambitie gaat ook altijd gepaard met verwachtingen en als het aankomt op strategie zijn die verwachtingen vaak hoog. Terecht of onterecht, men verwacht meer van afdelingen en functies die het woord strategie in zich dragen. Aan de andere kant is er ook altijd enige scepsis rond het strategiebegrip. Zo wordt een strategiesessie meer dan eens gelijkgesteld aan ‘een dagje vrijblijvend kletsen’ of een poging om onder de noemer ‘strategie’ wat gekunsteld samen creatief bezig te zijn.
In gesprek over strategie lijkt daarmee eenvoudiger dan dat het is en brengt voor de inbrengers wezenlijke risico’s met zich mee. Strategie wordt óf al snel als te abstract en conceptueel gezien, óf te vrijblijvend en leuk zonder impact. Daarmee is het in de praktijk ontwikkelen van strategie een spanningsvolle praktijk: het moet schuren en enig ongemak geven, maar óók met een duidelijk doel voor ogen dat het productief moet zijn en ergens toe moet leiden.
In dit essay gaan we op zoek naar hoe strategie binnen de context van het ministerie van Justitie en Veiligheid vorm krijgt, en iets specifieker hoe strategie in de praktijk wordt bedreven door betrokken ambtenaren in zowel woord als daad. In de literatuur noemt men dit ook wel ‘strategiseren’, oftewel het ‘doen van strategie’. Niet het zelfstandig naamwoord strategie, maar strategie als werkwoord. Aan de hand van een vijftal strategietafels, waar ambtenaren in gesprek gaan over een strategisch dossier, duiden we een aantal elementen waar een goed strategisch gesprek aan voldoet. In gesprek gaan over strategie maakt immers een gesprek nog niet tot een goed strategisch gesprek - daar is meer voor nodig.