Op woensdag 28 oktober 2015 presenteerde de parlementaire enquêtecommissie Fyra (pe Fyra) haar rapport ‘De reiziger in de kou’. Tijdens de persconferentie waarin de parlementaire enquêtecommissie Fyra bij monde van de voorzitter, Madeleine van Toorenburg, de belangrijkste bevindingen samenvatte stelde deze dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) als toezichthouder een ‘tegenmacht’ had moeten zijn ‘die kritisch het hele proces zou hebben gevolgd en naar bevind van zaken zou handelen’. De ILT, zo bleek uit het onderzoek was het tegendeel daarvan: ze deed zo veel mogelijk ‘niets’ en zag dat ook nog als een uitdrukking van rolvastheid. Vanuit het domein van toezicht en naleving een interessante bevinding. In dit essay plaatst Ferdinand Mertens de Fyra-casus in een breder perspectief van het denken over overheidstoezicht.