Woningcorporaties leveren maatschappelijke waarde. Om vast te stellen wat die maatschappelijke waarde is, en wat er aan verbeterd kan worden, is in de Nederlandse context een praktijk van visitaties ontwikkeld. Deze visitaties staan naast het reguliere toezicht op woningcorporaties, zoals uitgevoerd door de Autoriteit Woningcorporaties (AW) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW), en naast het toezicht binnen de woningcorporaties zelf in de vorm van een Raad van Commissarissen (RvC).
In dit essay reflecteren we op de maatschappelijke waarde van woningcorporaties en de rol van maatschappelijke visitaties in het vaststellen en versterken daarvan. We verkennen daarbij twee soorten spanning: een technische en een normatieve dimensie van het meten van maatschappelijke prestaties. De eerste spanning gaat over het meten van maatschappelijke prestaties. Hoe is maatschappelijke meerwaarde vast te stellen, hoe is deze te waarderen en hoe is de meerwaarde te relateren aan de maatschappelijke kosten ervan? De tweede spanning is van een heel andere orde; dat is de vraag hoe het werken, denken en verantwoorden vanuit maatschappelijke meerwaarde zich verhoudt tot wat er aan kaders, regels, procedures en wettelijke vereisten van corporaties gevraagd wordt. Dit is geen technische maar een normatieve dimensie. Welke waarde is voor een woningcorporatie van meer-waarde?
We verkennen deze vraagstukken aan de hand van theorieën over publieke waarde, netwerksturing en theoretische perspectieven op verantwoording. Wij komen tot de conclusie dat bij de gevarieerde wijze waarop woningcorporaties werken aan publieke waarde, ook gevarieerde vormen van sturing, toezicht en verantwoording passen. Tot slot reiken we handelingsopties aan voor de volgende twee vragen: welke keuzes zijn er bij het inrichten van een maatschappelijke vorm van verantwoording en (2) hoe kunnen we strategisch kijken naar het geheel van de gevarieerde verantwoording die als gevolg van ons pleidooi voor maatwerk ontstaat?
Met dit essay ambiëren wij bij te dragen aan de doorontwikkeling aan het werken met visitaties en bij te dragen aan het debat over de maatschappelijke functie van corporaties.