Onderzoek naar vertrouwen in politiek en bestuur laat een ondertoon van onmacht en onbehagen zien. Aan het samenspel rond bestuur en beleid worden overwegend negatieve associaties verbonden: verkokering en versnippering, stroperigheid en bestuurlijke drukte, organisatorische inertie en beleidsdiarree.
Bestuurders koppelen klachten over gebrek aan slagvaardigheid en halfslachtige besluitvorming aan voorstellen om het samenspel eenvoudiger en overzichtelijker te maken. Bestuurswetenschappers wijzen graag op de keerzijde daarvan door te laten zien dat verkokering behalve een bedreiging ook een kans kan zijn en dat stroperigheid niet alleen als een last maar ook als een lust is te beschouwen.
Dat leidt tot veel ongemak in de onderlinge verhouding. Want wat vanuit de bestuurswetenschap als een nuchtere kijk op de bestuurlijke werkelijkheid wordt gepresenteerd en als een uitnodiging tot passend realiteitsbesef, wordt in het bestuur zelf verstaan als ‘taal geven aan de teleurstelling’. En dat is niet verwonderlijk als elke indicatie dat beleid verkeerd kan uitpakken steevast wordt opgevat als ‘tragiek van de goede bedoelingen’, en ambities van daadkracht en doorzettingsvermogen steeds worden gekwalificeerd als aanwijzingen voor ‘sturingswaan’ of tekenen van ‘gulzig bestuur’.