Sinds 1993 kent Nederland een asbestverbod. Gezien de ernstige gezondheidsrisico’s die inademing van asbestvezels met zich brengt, is vanaf dat moment het verwerken, bewerken en vervoeren van asbest verboden. In de gebouwde omgeving is nog wel veel asbest aanwezig. Daarom is er een stelsel ontwikkeld om de inschatting van risico’s van asbesttoepassingen en de verwijdering ervan effectief en veilig te laten plaatsvinden. Dit asbeststelsel is voor een belangrijk deel gebaseerd op zelfregulering en marktwerking, en maakt gebruik van certificatie- en accreditatieregelingen. Het stelsel moet werknemers die betrokken zijn bij werkzaamheden met asbest beschermen en het risico voor de omgeving zoveel mogelijk beperken.
In de afgelopen jaren is er toegenomen kritiek op het stelsel en zijn de bij zelfregulering betrokken partijen lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. Mede daarom wordt nu wel gewerkt aan verbetering, maar een constructief gesprek tussen betrokken partijen lijkt nauwelijks mogelijk.
Tegen de achtergrond van al deze ontwikkelingen en de vastgelopen dynamiek van belanghebbenden, reflecteren wij in dit essay op het functioneren van het asbeststelsel en buigen wij ons over de vraag of in dit stelsel nog wordt voldaan aan de basisprincipes van good governance. Ons antwoord is negatief. Daarom pleiten wij voor een fundamenteel herontwerp en schetsen daarvoor de uitgangspunten, gericht op versterking van ‘checks and balances’ en oplossing van het reguleringstekort aan de onderkant en het reguleringsoverschot aan de bovenkant.