
De neutrale, eigenstandige positie van de Nederlandse burgemeester wordt lang niet altijd als vanzelfsprekend beschouwd. Maar in een maatschappelijk debat dat steeds meer gekenmerkt lijkt door polarisatie, verruwing, en morele verharding, is de vraag naar een neutrale, eigenstandige actor in het openbaar bestuur urgenter dan ooit. In het essay Neutraliteit tussen zijn en worden verkennen Quirine Ganzeboom, Henk den Uijl, Tijs van de Vijver, Paul Frissen & Martin Schulz hoe de Nederlandse burgemeester de eigen positie als ‘neutrale macht’ gestalte geeft, in een werkelijkheid waarin neutraliteit niet enkel een gegeven is, maar ook steeds betwist wordt en steeds opnieuw moet worden ‘verdiend’. Neutraliteit is daarin niet een vast punt, maar een ‘ruimte’, waarbinnen het juiste midden gezocht wordt tussen institutionele kaders, persoonlijke overtuiging, en politieke werkelijkheid.
Het essay, geschreven ten behoeve van de ontwikkeling van een leerlijn over de neutrale positie van de burgemeester in het opleidingsprogramma van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB), presenteert een denkraam dat burgemeesters in staat stelt om hun eigen positie te doordenken en om in concrete situaties tot weloverwogen, neutraal handelen te komen. Daarbij wordt neutraliteit niet opgevat als ‘onthechting’, ‘objectiviteit’ of ‘kleurloosheid’, maar juist als een actieve, politieke deugd: een balans tussen terughoudendheid en presentie, tussen gezag en nabijheid, tussen afstand en betrokkenheid.