In de afgelopen jaren is het raadswerk in beweging. De worsteling van raadsleden met de decentralisaties is kenmerkend voor de staat van het raadswerk. Het kost tijd, vraagt energie, vereist kennis en het gaat om steeds lastigere kwesties. En dat alles moet gebeuren vanuit onveranderde capaciteit. De controlerende taak staat onder druk. Niet constitutioneel of politiek, maar praktisch: meer en moeilijker werk, uit te voeren met gelijke tijd en capaciteit. Ook de maatschappelijke verwachtingen over het raadswerk zijn de afgelopen jaren toegenomen. De delegatie van rijkstaken, privatisering en de roep om meer participatie leiden er toe dat er hogere verwachtingen ten aanzien van het lokaal bestuur zijn. De buitenwereld verwacht meer van raadsleden.
Terwijl raadsleden woekeren met hun tijd en inzet zijn er elders interessante ontwikkelingen te zien. Allerlei partijen bemoeien zich actief met het publieke domein. Betrokken burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven roeren zich. Niet door middel van protest, maar door zelf in beweging te komen. In de netwerksamenleving komen ook op het terrein van controle en verantwoording veel initiatieven los. Dat biedt kansen voor raadsleden. Kan maatschappelijke energie aan het traditionele raadswerk – ook het controlerende – verbonden worden? Op die vraag gaan we in onze verkenning nader in. Hoe kunnen ‘anderen’ raadsleden als een soort van hulptroepen ondersteunen bij de uitoefening van de controlerende functie, zodat ze een hefboom vormen voor de inzet die raadsleden voor controle en verantwoording plegen.