In de inspectiepraktijk zijn er tal van disciplinerende kaders die gelden voor het interpreteren van lokale praktijken. Die kaders bepalen onder andere waar de inspecteur kijkt, hoe hij beoordeelt, welke marges er zijn en welk oordeel uit welke vaststelling volgt. Tegenover disciplinerende kaders staat professionele ruimte. De inspecteur past (in het extreme geval) geen externe norm of kader toe, maar redeneert en handelt op basis van zijn eigen professionele vermogens. Bijvoorbeeld op basis van ervaring, expertise, een gevoel bij het gedrag van de onder toezicht gestelde of eerder opgedaan inzicht. In dit essay verkennen we de wisselwerking tussen disciplinering en professionele ruimte. We verkennen hoe kaders en ruimte strategische knoppen kunnen zijn om bij het inrichten van het toezicht en de inspectieorganisatie aan te draaien. Welke kaders zijn nodig om de opgave tot stand te brengen en hoe werken die door in ruimte? Waar is ruimte nodig en hoe is die te borgen in kaders? Als we samenwerken met een inspectie, hoe past onze gekozen en gegroeide balans tussen kaders en ruimte dan met die van de samenwerkingspartner? Kaders en ruimte werken altijd op elkaar in: dit essay voor de Inspectieraad nodigt uit om die wisselwerking expliciet onderwerp van strategisch gesprek en organisatie-ontwerp te maken.
Naar een strategisch gesprek
Publicatiejaar
2015
Auteur(s)
Martijn van der Steen,
Jorren Scherpenisse,
Martin Schulz,
Mark van Twist
Thema's
Toezicht en naleving