De verhoudingen in het middelbaar beroepsonderwijs zijn al decennia lang continu onderwerp van debat. Waarop in dat debat de nadruk wordt gelegd, schommelt steeds heen en weer tussen twee aspecten, die in het beroepsonderwijs allebei inherent aanwezig zijn, maar die niet zomaar logisch in elkaars verlengde liggen. Continu wordt de balans gezocht tussen enerzijds het beroepsonderwijs en anderzijds het beroepsonderwijs. Het middelbaar beroepsonderwijs gaat immers over een zo goed mogelijke aansluiting op de arbeidsmarkt, en tegelijkertijd óók over opleiden gericht op algemene vorming, burgerschap of doorstroming naar hogere opleidingsniveaus. De Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB:1995) vormt de basis van de huidige inrichting van het mbo-veld. Via de wet is een veld ontstaan, waarin het ministerie van OCW, roc’s, vakscholen, het agrarisch onderwijs en een aantal overige instellingen samenkomen om beroepsonderwijs en educatie te verzorgen. Vanuit de WEB hebben educatie en beroepsonderwijs zich verder ontwikkeld, waarbij de wisselende beelden over wat goed onderwijs is en wat goed bestuur van mbo-instellingen behelst, voortdurend onderwerp van debat is geweest.
Dit essay gaat over deze zoektocht van het middelbaar beroepsonderwijs: Wat is goed beroepsonderwijs? Ligt het accent op voorbereiding op de arbeidsmarkt of op algemene vorming? Wie bepaalt dat? Wat betekenen keuzes voor de onderlinge verhoudingen in het mbo-veld? En wat voor gevolgen heeft dat voor de wijze waarop er in het mbo-veld gestuurd wordt? Om dit in kaart te brengen, hebben wij een discoursanalyse uitgevoerd van overheidssturing in het mbo-veld van de afgelopen jaren. Niet door te kijken naar inhoudelijke thematiek, maar door vanuit de inhoudelijke discussies te bezien hoe de onderlinge verhoudingen in het mbo-veld zich in de afgelopen jaren hebben ontwikkeld. De centrale vraag daarbij luidt: hoe verhouden de partijen in het mbo-veld zich tot elkaar en welke richting zien we daarin? Het essay brengt in beeld hoe het gesprek over de verhoudingen tussen het ministerie en het mbo-veld zich in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Dit beeld van het discours kan de discussie voeden over de externe oriëntatie van het ministerie van OCW en mogelijke volgende stappen erin.