
Wat erfgoed is staat niet in de sterren geschreven. Wat het is, is wat de provincie zegt dat het is. Daarmee is het bij uitstek politiek, preciezer nog: cultuurpolitiek. Deze politieke definitie is bepalend voor de wijze waarop de provincie sturing van het erfgoeddomein vormgeeft. In Nederland is cultuurpolitiek echter een weinig gehanteerde term. Sterker nog, cultuurpolitiek is van oudsher een impliciete politiek. Dat heeft alles te maken met het Thorbecke adagium: ‘De regering is geen oordeelaar van wetenschap en kunst.’ Maar hoe wordt er eigenlijk sturing gegeven aan erfgoed, en op basis van welke perspectieven? Daar gaat dit essay over.
De beleidsafdelingen erfgoed in de meeste provincies zijn relatief klein ten opzichte van andere beleidsafdelingen. Ze hebben (soms spreekwoordelijk, soms letterlijk) het laatste en kleinste kamertje in de gang tot hun beschikking. De politieke onzichtbaarheid kan zich ook vertalen in ambtelijke onzichtbaarheid, en dat kan het lastig maken erfgoedbelangen op de voorgrond te krijgen. De ambtenaren bepalen voor een belangrijk deel het provinciale erfgoedbeleid, en zij hebben dus relatief veel beleidsruimte. Er is vaak sprake van politieke luwte, en dat leidt tot stille sturing: impliciete politiek. We analyseren verschillende sturingsinstrumenten die de provincie kan inzetten om sturing te geven aan het erfgoeddomein, en hebben daarbij speciale aandacht voor verschillende discoursen over wat de betekenis van erfgoed is in de samenleving.