Vakantieparken zijn al jarenlang tussenland. Ze zijn geen stad en geen land, niet de kern en niet de periferie. Ze vallen als bestemming tussen alle beleidsaandacht in. Veel vakantieparken redden zich prima en ontwikkelen zich ook in tijden van stijgende gasprijzen en een maatschappelijke roep om verduurzaming voortvarend verder. Maar voor een substantieel deel van de parken is dat anders. Ze zijn al vele jaren potentiële locaties voor overlast, verloedering, permanente bewoning en zelfs ondermijnende criminaliteit.
In dit essay – dat is geschreven op verzoek en in opdracht van het Veluwse programma Vitale Vakantieparken – bespreken de auteurs drie belangrijke aspecten van de aanpak die nodig is om vakantieparken in hun oude glorie te herstellen. Ten eerste is er de inhoudelijke aanpak van de problematiek waarbij het gaat om het omkeren van neerwaartse dynamiek. Ten tweede is er de strategie die dingen doen als kern heeft en ambiguïteit en strategisch incrementalisme benadrukt. Ten derde gaat het om de samenwerking waarbij de vraag steeds is wie er werkelijk skin in the game heeft.
Vakantieparken uit hun huidige positie van tussenland halen, is een kwestie van de lange adem, zo betogen de auteurs – waarmee de huidige aanpak eerder te zien is als het einde van het begin, dan het begin van het einde…